donderdag 27 mei 2010
Kleren, schoenen en ondergoed
Op 2 november 1916 stuurt A. Berkhouwer een ansichtkaart vanuit Baarle-Nassau naar zijn ouders en broer in Zuid-Scharwoude (N-H). Het is er een in een lange rij. Ze worden, in een prachtig versierd album, bewaard in het BHIC. Op het eerste gezicht zijn het gewone dorpsgezichten en landschappen, maar als je beter kijkt, of als Berkhouwer een handje helpt met bijschriften, dan is er opeens een elektriciteitsdraad, een grenswacht of een ander blijk van grensbewaking te zien. A. Berkhouwer is gemobiliseerd in Noord-Brabant en gebruikt zijn vrije tijd om wat van de omgeving te zien en daarvan de thuisblijvers deelgenoot te maken.
Of zijn broer in de tussentijd zijn kleren en schoenen afdroeg, weten we niet, maar dat dat in die jaren veel voorkwam, kunnen we lezen in een rapport dat de secretaris van het Provinciaal Comité voor Noord-Brabant der Nationale Vereniging tot Steun aan Miliciens op 7 juni 1916 schrijft aan het hoofdbestuur van de vereniging. Dit rapport bevindt zich in het archief van het Provinciaal Comité dat te vinden is in het BHIC. Daarin bevindt zich ook een overzicht van de daadwerkelijke hulp door lokale afdelingen waaruit eveneens de grote behoefte blijkt aan kleren, schoenen en zelfs ondergoed.
Om hulp van het comité te krijgen moest je als gedemobiliseerd militair beschikken over een groene kaart. Maar een groene kaart kreeg je niet zomaar en als je hem had, kon je hem ook zo weer kwijtraken. Ongeveer vier maanden voor je demobilisatie of klein verlof vulde je een rode kaart in met een verzoek om steun bij thuiskomst. Die kaart leverde je in bij je compagniescommandant. Was die tevreden over je dan ging er een witte kaart naar het nationale comité, dat tenslotte de gewenste groene kaart afgaf.
Maar o wee als je je in de tussentijd ‘berispelijk’ gedroeg, dan moest meteen ‘een nieuwe witte kaart met afgeknipte rechterbovenhoek ingestuurd worden en de uitgereikte c.q. opgelegde groene kaart worden vernietigd.’ Zo staat het tenminste te lezen in een circulaire uit 1918.
De meesten zullen er wel voor gezorgd hebben die kaart niet kwijt te raken, want het comité had het druk. ‘Ik zit tot over de ooren in de correspondentie, ben van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat bezig’, schrijft de secretaris van het hoofdbestuur op 18 februari 1916 aan de secretaris van de Noord-Brabantse afdeling. En hij vervolgt: ‘Nu staat op ’t oogenblik mijn bureau vol met menschen v/d lichting 1911, over de honderd, ik heb er politietoezicht bij voor de orde, die lui moet ik een voor een te woord staan, dat duurt zoo minstens 14 dagen, de andere dagen komen er niet zoo veel te gelijk, maar toch den geheelen dag door.’
Ze hebben het niet alleen druk, de comités, er gaat ook heel wat geld om. Zo stuurt het hoofdbureau in november 1916 duizend gulden aan het provinciale comité. Gewoon, in een envelop. Kenmerk van het biljet: AA047733.
Foto: een mooie ansichtkaart mét bijschrift van A. Berkhouwer uit het archief van het Provinciaal Comité voor Noord-Brabant der Nationale Vereniging tot steun aan miliciens, 1916
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten