vrijdag 23 september 2011
Wel of geen beloning?
Op 29 juni 1846 gaat Christina Schösser ’s morgens om een uur of negen naar de Zuid-Willemsvaart om een emmer water te halen. Haar man, Herman Dahmen, bleker te Beek en Donk, is buiten bezig op de blekerij en in haar huis zit kleermaker Willem Schafrat aan zijn werk. Als deze tien minuten later hulpgeroep hoort, schiet door hem heen dat hij vrouw Dahmen niet heeft zien terugkomen. Hij rent naar buiten waar brugwachter Johannes Kanters juist bezig is haar op het droge te halen. Deze had, door het geschreeuw van kinderen gealarmeerd, dicht bij de oever alleen nog wat rokken boven het water zien uitsteken en was de vaart ingesprongen. Inmiddels is ook Herman Dahmen op het hulpgeroep afgekomen en gedrieën dragen de mannen de bewusteloze vrouw naar binnen en leggen haar in bed. Als ze weer bijgekomen is, weet ze alleen nog dat ze bij het waterscheppen ‘voorover in het water is gestelpt’.
Deze dramatische gebeurtenis staat te lezen in het proces-verbaal dat de burgemeester later die dag opmaakte en opstuurde naar de Commissaris van de Koningin, toen nog Gouverneur genoemd, met het verzoek de brugwachter een premie te verlenen voor het redden van de vrouw die anders zeker verdronken zou zijn. De Gouverneur vond dat de brugwachter zich op loffelijke wijze had onderscheiden en een prijzenswaardige menslievende daad had bedreven, maar dat deze helaas niet voor een beloning in aanmerking kwam, omdat ‘dezelve niet kan geacht worden voor hem met levensgevaar te zijn verzeld geweest’.
En levensgevaarlijk had het moeten zijn, zeker voor personen die de zwemkunst machtig zijn. Zo staat het tenminste in het eerste artikel van de Algemene Regelen, in acht te nemen bij het beoordelen der opgaven van Edelmoedige Daden en andere uitstekende deugden’. Het reglement, dat dateert uit 1821 kent zeven uitgebreide artikelen, waarin precies staat wie in aanmerking komt voor een beloning en welke gegevens allemaal vermeld moeten worden in de aanvraag. Ook moeten zowel de daders als de getuigen van onbesproken gedrag zijn.
Tot 1842 lopen de aanvragen voor beloningen via de Maatschappij Tot Nut van ’t Algemeen. Daarna vindt de regering het toch zuiverder wanneer de Gouverneur zelf deze zaak beoordeelt. De Minister verzoekt hem echter dringend niet te veel ruchtbaarheid te geven aan deze gewijzigde gang van zaken, omdat ‘daaruit, hoogst waarschijnlijk, veelvuldige aanzoeken om beloning zouden ontstaan, welke thans achter wege blijven.‘ Al te lastig moest het natuurlijk ook niet worden.
Afbeelding boven: Een mooie prent uit 1860, de tijd dat Christina Schösser leefde. Deze laat de aanlegplaats van de boten zien, links langs de Zuid Willemsvaart het Kruithuis. Rechts daarvan een brug (nu de Orthenbrug). Op de voorgrond schepen waaronder een stoomschip met raderen.
Op de foto hierboven zie je het kanaal vanaf de kade tegenover de Citadel in de richting van Koudijs ('s-Hertogenbosch. 1929). Beide afbeeldingen zijn afkomstig uit het Stadsarchief 's-Hertogenbosch.
Bronnen: Het proces-verbaal van de redding van Christina Schösser en de archiefstukken over de regelgeving voor de beloning van menslievende daden liggen in het BHIC.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten