Stad en Meierij van Den Bosch waren na de verovering
van Den Bosch in 1629 frontgebied in de strijd van de Republiek tegen Spanje. De
plakkaten van de Staten Generaal werden steeds grimmiger, vooral in de periode
1636 tot 1648, de retorsieperiode. Alles werd in het werk gesteld om de
uitoefening van de katholieke eredienst onmogelijk te maken.
Eén van die maatregelen
was dat priesters die hier niet geboren waren, Stad en Meierij moesten verlaten. En priesters mochten
niet zomaar vrij rondreizen. Daarvoor moest bij de Raad van State verlof worden
aangevraagd. Zo treffen we bij de resoluties diverse 'verblijfsvergunningen' en 'reisdocumenten' aan. Deze werden alleen afgegeven onder voorwaarde dat de priesters zich stipt zouden houden aan de landsplakkaten.
Hier een keur aan argumenten. Niets menselijks was hen vreemd.
...Johan van Boxmeer wil zijn 'oude moeder' bijstaan... |
Zo blijkt de zorg voor een oude moeder met enige regelmaat te worden ingezet om te mogen reizen. Dat zien we bij de priesters Godefridus de Weer (1651) en Johan van Schindel. Ook priester Johan van Boxmeer vraagt in 1663 verlof om te reizen om zijn oude moeder bij te staan. Dan is er ook het verzoek van N. van Schendel, al over de 70 jaar; zij vraagt of haar zoon priester Johan van Scheijndel in haar ouderdom tot troost en hulp zou mogen zijn. Hij krijgt
in 1669 permissie om voor vier weken in Stad en Meierij te vertoeven. Ook het regelen van een erfenis is aanleiding permissie aan te vragen, zoals bij priester Arnoldus Kuijsten die in Aalsmeer woont maar de erfenis van zijn vader in Den Bosch wil regelen (voor een periode van drie maanden) in 1656.
...schone lucht... |
Ook gezondheid blijkt een reden om op pad te gaan. Bosschenaar Priester Ludowichus van der Putten vraagt een paspoort omdat hij vanwege zijn
gezondheid van lucht moet veranderen en daarom graag in het
generaliteitsdistrict (Staats-Brabant) wil verblijven. Hij krijgt hiervoor
drie maanden (9 december 1662). Blijkbaar
bleef Ludovicus last houden van zijn luchtwegen want bijna een jaar later
vraagt hij om van lucht te mogen veranderen omdat de lucht
van de stad schadelijk is voor zijn gezondheid, zodat zijn ‘quade dispositie’
verbeterd kan worden. Bijgevoegd was een attest van doctor Ransecremer, die
adviseert om van der Putten naar gebieden te laten gaan met een voor hem
‘verdraechlycker locht’.
Ook Godert van Gorcum, priester en beneficitaat van Oisterwijk is tachtig jaar en continu ziekelijk. Doktoren hebben hem
geadviseerd om gezondheidsredenen terug te keren naar Oisterwijk. Hij belooft
daar verder geen dienst te doen maar in alle stilte de weinige dagen van
zijn leven aldaar te laten passeren en om daarna bij zijn voorouders begraven
te mogen worden. Het wordt hem ‘gracieuselijk’ toegestaan (15 maart 1646). De Osse priester Matheus Lamberts is bijna 100 jaar en zegt dat hij zijn inkomsten uit
twee beneficies (het ene in de kerk van Heesch en het andere in de kerk van
OSS) al jaren niet heeft gekregen. Maar dat geld heeft hij nu hard nodig heeft
voor zijn levensonderhoud. De Raad van State draagt de rentmeester op hem dit
inkomen uit te keren (16 mei 1659).
Priester en doctor medicinae Adriaen
Janse van Thienen, geboren te ’s-Hertogenbosch verklaart dat hij ongeveer anderhalf jaar in Sint-Oedenrode verblijft ‘sonder
eenigen pauselijcken dienst aldaer te hebben geexeceert, maer wel crancke persoonen van sware sieckten
genesen ende gecureert, sulcx dat niet alleen de voors. Vrijheijt van St.
Oedenrode maer oock ’t geheele quartier merckelijck door hem vertoonder wert
gedient’. Daar zat zelfs een verklaring van de predikant en kerkenraad van de
gereformeerde gemeente van Sint-Oedenrode bij en ook door veel menen werd zijn
verblijf aldaar op prijs gesteld. Hij vraag dan ook of hij in St. Oedenrode ‘in
alle stillicheijt vermach te blijven woonen’. Tot nader orde mag hij in
Sint-Oedenrode blijven, 7 februari 1664.
Maar niet alle verzoeken worden ingewilligd. De 87-jarige priester Leonart
Plas vraagt om in Vught te mogen blijven wonen. Hij had hiervoor
zelfs toestemming gekregen van ‘Sijnne Excellentie’ (stadhouder Frederik Hendrik) in
1629. Dit verzoek werd geweigerd omdat het in strijd was met het ‘PLAKKAAT VANRETORSIE’, 7 februari 1637.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten