Het gemeentebestuur van Vught neemt de zorg van het 'ongelukkige schepzel' Jenneke van Hal op zich |
Niets nieuws onder de zon
Van oudsher bekommerde de kerkelijke Armentafel (ook wel tafel van de H. Geest) in elk dorp en elke stad zich om haar eigen armen. De armentafel kan men letterlijk opvatten als een tafel achter in de kerk waarop brood en kleding aan de armen werden uitgedeeld. Deze vorm van armenzorg groeide onder invloed van de 'eerste grondwet van de armenzorg' van keizer Karel V in 1531 uit tot een overheidstaak, uitgevoerd door armmeesters. Zij moesten financiële verantwoording van de armenkas afleggen aan het plaatselijk dorps- of stadsbestuur. Daarnaast bleef kerkelijke armenzorg gewoon voortbestaan.
Borg- en ontlastbrieven
Armoede was in de 18e eeuw een veel algemener maatschappelijk verschijnsel dan heden ten dage. Om te voorkomen dat er teveel armlastige nieuwkomers een beroep zouden doen op de plaatselijke armenkas, moesten sociaal zwakkeren die vanwege kostwinning of huwelijk wilden verhuizen, een borgbrief van hun geboorteplaats of laatste woonplaats overleggen. Als iemand zijn geboorteplaats verlaten had en al 'jaar en dag' in een andere woonplaats werkte en woonde, moest die laatste woonplaats borg staan. Anders kwam je een nieuwe plaats niet in!
Zo'n borgbrief was bedoeld om de nieuwe plaats van vestiging te ontlasten van de zorgplicht als zo'n nieuwkomer tot armoede zou komen te vervallen. Die zorgplicht was voor rekening van de geboorte- of voorlaatste woonplaats van de nieuwkomer. Arme kinderen kwamen voor gezamenlijke rekening van de geboorteplaatsen van de vader en de moeder, ieder voor de helft.
Deze 'zorg garantieverklaringen' werden door het plaatselijk bestuur of schepenbank op mooi gezegeld papier afgegeven. Dit systeem van borg- en ontlastbrieven werd overigens niet altijd consequent toegepast. Verder hoefden welgestelden, seizoenarbeiders en militairen geen borgbrieven te overleggen. Andere benamingen zijn: akten van indemniteit en brieven van cautie.
Zorgplicht van Vught voor Jenneke van Hal
De trouwakte van Jenneken en Herman, die in 1737 in Helvoirt trouwden |
Borgbrief van de gemeente Vught |
Op de kar terug naar Vught...
Toen Jenneke hoogbejaard was, werd zij ziek en begon te tobben. Of haar man en dochter toen nog leefden en haar mantelzorgers waren, weten we niet. Maar als je geen dokterskosten kon betalen, moest je toch een beroep doen op de armenkas. In Jennekes geval op die van Vught, waar zij geboren en getogen was. Op 29 november 1797 schreef het gemeentebestuur van Vught aan Jan van de Goor, municipaal in Helvoirt (we zitten inmiddels in de 'Franse tijd') de volgende brief:
Het Stuk van het Jaar van Annemarie: Vught neemt de zorg voor Jenneke op zich en laat het arme oude vrouwtje op een kar van Helvoirt naar Vught vervoeren... |
Deze brief ontroerde mij, nu de maatschappelijke discussie over zorgplicht door gemeenten zo levendig is... Je ziet het tafereeltje zo voor je. Oude zieke Jenneke op een kar langs de binnenwegen van Helvoirt naar Vught. Het enige wat ze had, was haar schamele plunjezak. Alles wat zij over had gehouden van een leven lang hard werken... Een scootmobiel of goedkoop taxivervoer heeft Jenneke nooit gekend en nog nooit kon zij in haar tijd gehoord hebben van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning. In een kar moest zij van Helvoirt naar Vught vervoerd worden.
Hoewel men zich niet bewust was van de term, zal de participatiemaatschappij in die tijd de normaalste zaak van de wereld zijn geweest. En ook toen werd er door 'gemeenten' voor de armen gezorgd. Maar niet altijd door de woongemeente. Met een beetje pech werd je teruggestuurd naar je geboorte- of vroegere woonplaats...
Vind je dit interessant? Lees dan ook:
- Lisette kiest: Opsporing Verzocht in 1733
- Marilou kiest: brein achter Osse bende
Geen opmerkingen:
Een reactie posten