Voormalige Udense noodbarakken gebruikt voor vluchtelingen in Noord-Frankrijk |
In tegenstelling tot een concentratiekamp fungeerde het Vluchtoord Uden als een normaal dorp, voor zover de situatie dat toeliet. Na de oorlog trokken de meeste vluchtelingen weer terug naar hun vaderland, maar daar was de materiële schade niet te overzien. Niet alleen België was er slecht aan toe, ook het noorden van Frankrijk was een enorm geteisterd gebied.
Een dak boven het hoofd in Frankrijk
Daarom besloot de Nederlandse regering direct na de afloop van de oorlog om Frankrijk te helpen met de wederopbouw. De Nederlandse architect-ingenieur Hendrik Sangster (1892-1971) werd in de commissie van Vollenhove belast met de taak om invulling te geven aan de noodhulp. Er werd besloten om de barakken die in Uden dienst hadden gedaan als onderkomens voor vluchtelingen af te breken en te verplaatsen naar Noord-Frankrijk. Een dak boven het hoofd is immers de eerste behoefte om het gewone leven weer op te pakken.
Een hele klus!
Het was een heel karwei om de houten onderdelen door het voormalige slagveld te vervoeren. In Lens en Liévain werden desondanks in totaal drie wijken gebouwd van de Udense noodwoningen. In ongeveer twee jaar werden 340 woningen in Lens en 150 in Liévain gebouwd. Op 12 juni 1921 was de heropbouw van de barakken gereed en konden de nieuwe dorpen aan de Franse autoriteiten werden overgedragen. Een grappig feitje: voor de nieuwe bewoners werd een wedstrijd georganiseerd wie de mooiste tuin had. Kan het nog Nederlandser?
De verplaatsing van de Udense barakken is een bijdrage geweest voor de wederopbouw van Noord-Frankrijk en het oppakken van het normale leven. Nederland heeft zo de opbouw van een stabiele woonsituatie van veel Franse gezinnen ondersteund.
Vind je dit interessant? Lees dan ook:
- Brabantse zaken tijdens de Eerste Wereldoorlog
- Blaffende honden bijten niet
Geen opmerkingen:
Een reactie posten