...stroperij gebeurde in de 19de eeuw heel veel... |
Stroperij
was aan de orde van de dag. Niet minder dan 6.612 keer moest tussen 1811 en
1930 een man of vrouw uit het noordoosten van Brabant zich bij de rechtbank in
Den Bosch melden omdat hij of zij werd verdacht van stroperij. Van het stiekem
vangen van hazen en konijnen in het bos van een ander. Dat was dus gemiddeld
een keer per week.
Dit
zijn alleen de gevallen waarin iemand betrapt werd en voor de rechter werd
gebracht. Het daadwerkelijk aantal gevallen van stroperij lag natuurlijk vele
malen hoger. Waarom werd er zoveel gestroopt? Het was vooral de
armoede die mensen ertoe dreef in het bos van de adel en de gegoede burgerij op
zoek te gaan
naar een extra stukje vlees. En wie weet, misschien een beetje de
spanning…
Daags
na kerstmis 1853 slopen Hendrik Arts uit Cuijk, tolgaarder van beroep, en zijn
maat Johannes van Cuijk, in het dagelijks leven timmerman, door het bos ten
zuiden van Cuijk, ter hoogte van Sint Agatha. De Grote Padbroek, zo werd het
landgoed genoemd. Het was particulier bezit, mogelijk toen nog van de familie
Van Sasse van Ysselt uit Boxmeer.
De
tolgaarder, iemand die langs een van gemeentewege aangelegde grindweg geld
(tol) vraagt aan passanten, en zijn compagnon hadden een aantal zakken bij zich
en een fret. Dat diertje werd het hol van een konijn in gejaagd terwijl de
andere openingen met een zak werden afgesloten. Een zeer effectieve manier om
konijnen te vangen. Ze bleven nog leven ook, want als je ervoor zorgde dat de
fret van tevoren had gegeten, bleef ie van het konijntje af.
Drie
maanden later stond timmerman Van Cuijk in Den Bosch voor de rechter. Hij en
Arts waren die bewuste nacht door de veldwachter tijdens het stropen betrapt;
Arts was echter niet komen opdagen. Het tweetal werd ervan beschuldigd zonder
toestemming van de eigenaar van het bos konijnen te hebben gevangen. Klopt niet
helemaal, zei de timmerman. „Een kennis van me had wel toestemming en die heeft
mij de fret uitgeleend om in dat bos konijnen te vangen. En Arts ging gewoon
mee om te kijken.”
De
rechters geloofden er niets van en verklaarden de twee schuldig aan stroperij.
Zakken, konijnen en fret kwamen aan de staat toe en de stropers moesten elk 10
gulden boete betalen. Of zeven dagen de cel in. De proceskosten, 8 gulden en 30
cent, kwamen ook voor hun rekening. De
thuisgebleven tolgaarder had er beter aan gedaan wél naar Den Bosch te komen.
Nu kwam de deurwaarder uit Boxmeer het vonnis thuis afleveren. Inclusief de
rekening daarvoor: 3 gulden en 16 cent. Dat was een duur uitstapje geweest in
de Grote Padbroek.
Dit verhaal is geschreven door journalist/schrijver Geurt Franzen (www.geurtfranzen.com) en verscheen eerder in dagblad De Gelderlander (www.dg.nl/maasland).
- Postuum BN'er Jan van der Pas
- Zichtbaar gezag
De beste verhalen via e-mail ontvangen?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten